- breathe
- v. ademen; fluisteren; eruit halenbreathe[ brie:ð]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 ademen ⇒ ademhalen; 〈formeel〉 leven2 op adem komen ⇒ uitblazen, bijkomen♦voorbeelden:1 the wine must breathe • de wijn moet ademen〈informeel〉 as I live and breathe • hoe is het mogelijk!breathe in • inademenbreathe out • uitademenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 inademen2 uitblazen ⇒ uitademen3 inblazen ⇒ ingeven, inboezemen4 fluisteren ⇒ uiting geven aan, (zachtjes) zeggen♦voorbeelden:2 breathe one's last • de laatste adem(tocht) uitblazen〈figuurlijk〉 breathe fire • vuur spuwen3 breathe new life into • nieuw leven inblazen4 breathe simplicity • eenvoud uitstralendon't breathe a word of this! • praat je mond niet voorbij!
English-Dutch dictionary. 2013.